Na twee dagen vrij te zijn geweest, loop ik vandaag weer opnieuw het kamp in. Een groot deel van onze groep is ondertussen naar huis toe en we zijn nog met vijf mensen over. Ik merk dat ik weer wat ontwend ben aan alles wat ik zie en dat de dingen mij weer extra opvallen. De overvolle vuilnis containers waar geen prettige geur vanaf komt. De lege plastic flessen die overal door het kamp liggen en de vele kinderen die vrij en onbeschermd rondlopen.
Er zitten zo’n 3000 kinderen in het kamp. Steeds meer van hen gaan mij herkennen. Opeens voel ik twee armpjes om m’n been heen en staat er een prachtige Afghaanse peuter naar mij omhoog te kijken. Groene ogen met een randje bruin aan de buitenkant van de pupil lijken onschuldig de wereld in te kijken. Maar ja, wat zullen deze ogen al wel niet gezien hebben? Op moment zien deze ogen niet zo heel veel kwaads gelukkig. Ik lach met m’n liefste lach die ik op kan zetten terug en draai een rondje met haar in de lucht. Ze schaterlacht.
Haar moeder komt onder het tentzeil vandaan en vraagt of ik ‘chai’ kom drinken. Oftewel: Afghaanse thee met een hele grote hoeveelheid suiker. Helaas moet ik dit afslaan want onze dag is begonnen en ik moet naar het infopunt toe van EuroRelief. Om negen uur opent deze ‘balie’ en proberen wij alle vragen van de vluchtelingen zo goed en kwaad als het gaat te beantwoorden.
Deze bali bestaat op moment uit een touw wat aan beide uiteinden om een zwarte prullenbak gebonden is. Hierachter moeten de mensen wachten totdat ze aan de beurt zijn. Samen met een vertaler probeer ik erachter te komen wat iemands vraag is, ik schrijf deze op, geef een nummertje aan de persoon en vraag hen te wachten totdat we een antwoord hebben. De meesten van hen vragen of ze geregistreerd mogen worden in tenten zodat ze recht hebben op voedsel en dekens, maar ook mensen die ziek zijn komen naar ons toe en vooral veel mensen vragen of ze mogen verhuizen naar een andere tent. Soms moeten mensen twee of drie uur wachten op een antwoord... en dat in een zon van dertig graden.
Het ergste is dat ongeveer 70 procent van deze wachtende mensen voor niks wacht en met een ‘nee’ naar huis gestuurd moet worden. Mensen worden het wachten moe en dat is logisch. Na een poosje ontstaat er wat onrust. Mensen gaan harder praten, staan niet meer netjes in 1 lijn en maken ruzie over wie er als eerst aan de beurt is. Als vrijwilligers lopen we terug de tent in we wachten net zo lang totdat we een nette rij mannen en vrouwen zien en de rust wat is weergekeerd. We proberen dan opnieuw met geduld te luisteren en vragen te beantwoorden. Vorige week vrijdag dacht ik dat het druk was met zo ongeveer 60 vragen in drie uur tijd, maar vandaag waren het er 100 in dezelfde tijd. Waarschijnlijk komt dat omdat er vandaag veel mensen naar Athene door mogen reizen. Hierdoor komen er veel tenten leeg te staan en degenen die nu met 12 mensen in 1 tent zitten, willen graag naar één van deze lege tenten verhuizen zodat ze meer privacy hebben. Ik begrijp hen heel erg goed, maar zo ontzettend vaak moet ik nee zeggen. Alleen de families waarin de moeder meer dan zeven maanden zwanger is, geven we eigen tenten. En alleen de families waarin iemand ernstig ziek is. Helaas komen deze gevallen te vaak voor en kunnen we de families die andere problemen hebben niet helpen.
Nog nooit heb ik zo vaak op 1 dag ‘Excuse me’ gezegd. Oftewel (in het Afghaans): Babagshit. Als laatste heb ik een familie waarbij er een meisje een ernstige spierziekte heeft met epileptische aanvallen erbij. Ik kan hen niet meer helpen met een andere tent en de moeder wordt boos, gefrustreerd en verdrietig. Ik probeer de vrijwilliger die het huizen van de mensen organiseert, te overtuigen dat dit toch wel een noodgeval is. Maar helaas moet ik ook deze vrouw met een babagshit naar huis sturen...
コメント